Soft Meanings (2007)

Het leven met een familielid die lijdt aan een psychiatrische stoornis, lijkt onvermijdelijk verbonden te zijn met een schuldvraag. Dat geldt voor de vader en moeder van een ziek kind. Dat geldt voor het kind van een zieke vader of moeder. En voor een partner, van wie de geliefde het spoor bijster is. Ouders voelen zich schuldig aan het slecht functioneren van het kind. Wat hebben ze verkeerd gedaan, wat is er misgegaan in de opvoeding. Zijn we te streng geweest of juist te gemakkelijk. Teveel aandacht gegeven of te weinig. Kinderen zoeken de oorzaak van hun ‘gekke’ vader of moeder in hun eigen gedrag. Soms wordt het ook letterlijk zo gezegd: als jullie zo doorgaan, moet ik m’n eigen nog laten opnemen … en op een dag gebeurt het dan werkelijk. Partners hebben toch al de neiging elkaar de schuld te geven van alles wat niet lukt in het eigen leven – wanneer een van beide lijdt aan een psychiatrische ziekte wordt dat alleen nog maar erger. En als ze het zelf niet zo zien, is er altijd nog wel een omgeving die een handje helpt, om er fijntjes op te wijzen van wie het de schuld eigenlijk is.
 
In de Westerse samenleving draait veel om het gezinsleven. Die kleine eenheid van vader, moeder en kinderen. We zitten boven op elkaar. Het functioneren van de een kan haast niet los worden gezien van het functioneren van de ander. Er is sprake van sterke ‘een op een’ relaties. Moeder heeft een hechte band met een van haar zonen. Als er iets misgaat moet ze zich wel schuldig voelen. Kinderen leren dat het welbevinden van hun vader of moeder van hun gedrag afhangt. Als pa wat raar begint te doen, moet het wel aan mij liggen, denkt zoon of dochter dan. Hoe kleiner de groep, des te sterker het schuldgevoel. In de ouderwetse, grote gezinnen, vaak nog uitgebreid, met inwonende ouders en een oom of tante – was er altijd wel iemand die niet goed functioneerde. Niemand had het idee dat iemand daar schuld aan had, zo’n vreemd familielid hoorde er gewoon bij. In deze tijden is het haast ondenkbaar, dat we er nog zo gemakkelijk tegen aankijken.
 
En als we ons dan zelf de schuld niet geven, dan hebben ‘hulpverleners’ daar wel voor gezorgd. Er werd (en dikwijls wordt dat nog) een rechtstreeks verband verondersteld tussen de opvoeding van de kinderen en de psychische gezondheid van de kinderen. Als er iets mis was met de kinderen – dan lag het aan de opvoeding. En zo is het in de wereld gekomen dat schizofrenie bij de jonge mens – of een andere ernstige psychiatrische stoornis zoals borderline of de manisch – depressieve stoornis, ‘de schuld’ was van de vader of moeder. Of dan toch de schuld van een gezin, dat niet goed in elkaar zat, maar dat kwam dan toch voor vader en moeder op hetzelfde neer, want wie anders was verantwoordelijk voor het gezin?
 
Dit is een verschrikkelijke tijd geweest voor ouders van kinderen met een ernstige, psychiatrische stoornis, die tot op de dag van vandaag zijn sporen heeft nagelaten. De familievereniging Ypsilon komt in feite voort uit deze onterechte beschuldigingen gericht aan het adres van de ouders. Stel jezelf voor: je zoon of dochter begint zich rond het 18e levensjaar vreemd te gedragen. Ze sluiten zich af van de wereld, je hebt er geen contact meer mee. Je voelt dat ze niet meer dezelfde zijn, zonder dat je precies de vinger kan leggen op wat er aan de hand is. Totdat het echt uit de hand loopt, je kind bizar gedrag vertoont, extreem druk wordt of juist heel stilletjes. Je komt bij de psychiater, je kind krijgt (eventueel) een diagnose en vervolgens word je verteld wat je verkeerd doet in de opvoeding en dat het hele gezin nodig in therapie moet! Dat was tot ver in de jaren ’80 de praktijk van alledag. Je had die vaststelling van die psycholoog of psychiater echt niet nodig om je schuldig te voelen, maar dan begin je helemaal te twijfelen aan jezelf.
 
Tegelijkertijd hebben veel ouders altijd het gevoel gehad dat het niet klopt. Ondanks hun eigen schuldgevoel, wisten ze dat het hier om wat anders ging dan gewone opvoedingsproblemen. Iedere ouder weet wel dat er een verband bestaat tussen het eigen doen en laten en dat van de kinderen. Maar in het geval van een psychiatrische aandoening is dat van een totaal ander niveau. Het gaat dan om de dingen waar je letterlijk met je verstand niet meer bij kan. Het kenmerkende van een psychiatrische aandoening is juist dat het gedrag van de ander zich onttrekt aan wat we kunnen aanvoelen in een normale relatie. Als zoon of dochter veel te laat thuis komt, zijn we het daar niet mee eens maar we snappen het wel. Maar als dochter ineens alle plezier in het leven verliest, is dat voor ons niet meer te volgen en voelen we onszelf onzeker. Voor kinderen van een vader of moeder die lijdt aan een psychiatrische ziekte is dat niet anders. Als kind is het echt niet moeilijk te begrijpen, dat je vader uit zijn dak gaat, wanneer je thuiskomt met een slecht rapport. Lastiger is het wanneer je thuiskomt en je hoort dat je moeder ‘ziek’ is, ze wil niet meer uit haar bed komen, maar ze heeft toch geen griep of hoofdpijn en de dokter komt maar weinig langs. Zachtjes sluip je door het huis – maar onvermijdelijk komt toch het moment, dat je ruzie maakt met je broertje of zusje – en een oppas roept: kunnen jullie niet wat stiller zijn, zo wordt je moeder nooit beter. Beter? Beter waarvan, denk je dan – maar dat durf je niet te zeggen en zo nestelt het schuldgevoel zich in jou.
 
Voor kinderen van een zieke vader of moeder is het heel belangrijk dat er iemand in hun omgeving is – die de nauwe band – het je verbonden voelen met het lot van je psychisch zieke ouder kan relativeren. Dat blijkt ook uit allerlei onderzoek. Kinderen die zich vereenzelvigen met hun psychisch zieke ouder, behouden later zelf veel klachten. Als je denkt, ik moet mijn moeder beter maken, ik moet bij haar zijn – ga je kopje onder in de schuld. Het beste zijn eigenlijk die kinderen af, die gewoon kunnen zeggen: die vader of moeder van mij is af en toe (of regelmatig) een beetje gek. Ik moet me daar niet teveel van aantrekken. Als het nodig is, zal ik wel wat doen of wat rustiger zijn, maar verder ga ik gewoon mijn eigen gang. Er zijn maar weinig kinderen (je hebt er wel) die deze houding spontaan vanuit zichzelf kunnen aannemen. Dan is het goed een gezonde vader of moeder in de buurt te hebben of een verstandige oma of opa – die je daar op wijst, neem nou maar een beetje afstand joh – want veel kan je er toch niet aandoen. Zo werkte het vroeger in die grote gezinnen nou ook, het vreemde familie lid werd geaccepteerd binnen het grote geheel, zonder dat iemand zich nu echt voor 100% volledig persoonlijk verantwoordelijk voelde.
 
Het zou wel gemakkelijk zijn als je als vader of moeder van een kind met een psychiatrische ziekte – ook zo’n verstandige ouder in de buurt had. Iemand die je af en toe even bij de arm zou nemen om te zeggen, wat je ook doet – of hoe je het ook anders gedaan had – die zoon of dochter van jou is niet altijd voor rede vatbaar. Hij of zij leeft zo in een eigen wereld, daar kom je gewoon niet bij – hoe graag je ook zou willen. Je kan helpen waar mogelijk, een helpende hand bieden als er om gevraagd wordt – maar je kan ook heel veel niet. Dat is onmacht. Een onmacht die meestal nog overdekt wordt door schuldgevoelens. Als ouder je kind niet kunnen helpen: wat is er erger. Wanneer het je alleen al lukt om van schuldgevoel naar de ervaring van onmacht te gaan – dat is: een duidelijk besef van niet te kunnen helpen zoals je eigenlijk zou willen helpen – dan ben je al een stap verder.
 
Inmiddels zijn we in de 21 eeuw aanbeland. De situatie is veranderd. Diagnoses worden eerder en duidelijker gesteld en opener besproken. Schizofrenie, depressie, manisch – depressieve stoornis zijn nu welomschreven ziektebeelden – waarbij duidelijk wordt gemaakt dat je daar als ouder (of als kind) niets aan kunt doen. Het vreemde, beangstigende gevoel dat je had, dat je kind je aan het ontglippen was, is nu objectief gemaakt. Inderdaad is je kind anders, het lijdt aan een psychiatrische ziekte. En eigenlijk is er niets wat je kan doen. Ja, lid worden van Ypsilon en met andere ouders spreken over je ervaring. Je laten voorlichten en kennis opdoen. Maar de band tussen ouder en kind is verbroken. Je hoeft geen schuldgevoel meer te hebben – maar wat blijft er nu nog over. Je bent ouder van een kind met een psychiatrische stoornis. Einde verhaal?
 
Als kind van ouders met een ‘officiële’ psychiatrische stoornis – ben je tegenwoordig, in hulpverleningsjargon KOPP kind. Ik vergeet altijd wat die term betekent. Dat je hoofdpijn krijgt van die gekke ouder van jou – of anders wel van die hulpverleners die aan je kop lopen te zeuren. Ook als kind moet je je niet meer schuldig voelen. Je kan er niets aan doen. Pa is schizofreen of ma is manisch – depressief, richt je verder maar op de gezonde grote mensen in je omgeving.
 

Dat is de stand van zaken nu. Met de huidige kennis van zaken is het niet moeilijk om alle ‘betrokkenen’ van hun schuldgevoel af te helpen. Maar is dat wat we echt willen. Onderhuids blijft er toch iets knagen. Het blijft wel onze zoon of dochter, onze vader of moeder om wie het gaat. Goed ik moet me niet meer schuldig voelen. Maar hij of zij komt wel uit mij voort. Of ik ben zelf voortgekomen uit die gekke vader of moeder. Kan je daar zomaar afstand van nemen? Willen we daar zomaar afstand van nemen?