Welke omgeving bevordert een gunstig verloop?

We hebben eerder het onderzoek van Brown uit 1959 aangehaald, waaruit bleek dat bij terugkeer naar het gezin het terugvalpercentage binnen 9 maanden rond de 36% lag (en bij echtparen, met een schizofrene partner, zelfs rond de 50%). Men is op grond van deze bevindingen op zoek gegaan naar factoren binnen het gezin die samenhangen met terugval. In de communicatie bleken een aantal elementen samen te hangen met terugval, met name het uiten van kritiek en een te grote bezorgdheid ten opzichte van de patiënt. In het voorafgaande hebben we besproken dat we ons niet moeten blindstaren op bepaalde manieren van communiceren binnen het gezin, maar dat we het ontstaan van een te kritische of een overbezorgde communicatie moeten zien in het licht van de wisselwerking tussen het:

  1. functioneren van het kind,
  2. de belasting die het gezin ervaart en tenslotte
  3. de wijze waarop in het gezin gecommuniceerd wordt.
Verder hebben we erop gewezen dat Expressed Emotion een concept van onderzoekers is. De inzichten zijn niet gemakkelijk te vertalen naar een constructief gebruik in de praktijk. Wat in feite veel belangrijker is om te weten, voor een gezin met een gezinslid lijdend aan schizofrenie, is welke factoren bijdragen aan een gunstig verloop van de stoornis. Daarover weten we eigenlijk nog maar heel weinig. Opmerkelijk genoeg. Want we kunnen de aandacht richten op de 36% terugval in de gezinnen, maar even zo goed kunnen we de aandacht richten op de gezinnen waar geen terugval plaatsvond, die nog altijd in de meerderheid zijn. Met andere woorden, zijn er ook factoren in het gezinsleven aan te wijzen die een positieve invloed hebben op het gezinslid met schizofrenie. Of nog algemener geformuleerd: zijn er ook onderzoeken bekend die mogelijk wijzen op een gunstig effect van het gezinsleven op een mens met schizofrenie.
 
Om deze vraag te beantwoorden, moeten we een hele omweg maken, naar het einde van de jaren '60 en het begin van de jaren '70, toen de Wereld Gezondheid Organisatie (WHO) onderzoek deed naar het verloop van schizofrenie over de gehele wereld. De uitkomst was verassend: het natuurlijk verloop van schizofrenie in de Derde Wereldlanden (het ging om India, Columbia en Nigeria) was over het algemeen gunstiger dan in de Westerse landen. Follow up studies over langere termijn blijven bevestigen dat het hier om een consistent verschil gaat. Opmerkelijke uitkomst resultaten waar tot op de dag van vandaag géén bevredigende verklaring voor gevonden is. Er zijn wel een aantal vermoedelijke verklaringen, die we in de verschillende besprekingen van dit grote onderzoek regelmatig terugvinden:
 
De wijze waarop men in een bepaalde cultuur aankijkt tegen de geestelijke instorting (breakdown) van een mens. Mogelijk dat in andere culturen het ontstaan van een psychose wordt gezien als een tijdelijke instorting, die een mens niet voor de rest van zijn leven buiten het maatschappelijke en sociale verkeer behoeft te plaatsen.
 
In de ontwikkelingslanden is het wellicht makkelijker voor een mens die een of meerdere psychotische episoden heeft doorgemaakt, om toch nog een geschikte werkomgeving te vinden die een gezonde aanspraak doet op de capaciteiten die nog in hem aanwezig zijn. In onze Westerse samenleving met de doorgedreven technologische ontwikkelingen, loopt de mens met schizofrenie wellicht vaker tegen zijn beperkingen op, wat een ongunstig effect zou kunnen hebben op het verdere verloop van de schizofrenie.
 
De natuurlijke sociale omgeving in de ontwikkelingslanden maakt het daarnaast wellicht gemakkelijker om een mens met schizofrenie op te nemen. We kunnen daarbij onder andere denken aan de ruimere gezinsverbanden in de ontwikkelingslanden tegenover het kleine kerngezin van de Westerse Wereld. Van verschillende kanten, onder andere door de historicus Edward Shorter, is er de afgelopen decennia op gewezen, dat de ontwikkeling binnen de Westerse samenleving naar een steeds kleiner gezinsverband, met aan het uiterste einde het eenoudergezin, het voor de gezinsleden die niet zo goed mee kunnen komen dan de rest, het steeds moeilijker wordt zich staande te houden. Daartegenover staan de ruimere sociale gemeenschappen in de ontwikkelingslanden, waarbinnen wellicht gemakkelijker een geschikte plaats is te vinden voor een mens die minder goed kan meekomen. Zo is er een verschil of de verantwoordelijkheid van een huishouden alleen op je schouders rust of dat je mee kan draaien in een groter huishouden.
 
In ontwikkelingslanden speelt misschien ook minder de vraag naar wat je niet kan, dan naar wat je nog wel kan. De ontwikkeling van een loopbaan van een adolescent met schizofrenie wordt in onze Westerse samenleving vroegtijdig verstoord, wanneer het bijvoorbeeld niet meer lukt om de beoogde studie af te maken. Het zoeken van een geschikt alternatief blijkt in de praktijk heel lastig te zijn. In de ontwikkelingslanden zijn een paar handen extra altijd welkom, hetzij bijvoorbeeld in het werk op het land, hetzij in het huishouden, waar het eveneens vaak nog om handenarbeid gaat.
 
In essentie zouden we dan in de situatie van de ontwikkelingslanden vinden, wat wij tegenwoordig beogen met de rehabilitatie. Namelijk dat een mens met zijn (beperkte) mogelijkheden toch als een geaccepteerd en een gewaardeerd lid van de samenleving kan meedraaien. De aandacht dient daarbij minder uit te gaan naar het zieke deel van de mens met schizofrenie dan naar zijn gezonde deel. Wellicht dat we ons in het Westen te veel richten op de psychose en het voorkomen va de psychose. Terwijl mogelijk een betere invalshoek is te kijken naar wat een mens nog kan op het moment dat hij redelijk functioneert en dat we dit functioneren in de mate van het mogelijke trachten te ondersteunen en te waarderen.