Wonen

De meerderheid van de mensen woont graag op zichzelf. Het is een verbijsterend gegeven dat ondanks alle aandacht die (in woord of daad) aan de kwaliteit van leven van mensen met een ernstige psychiatrische stoornis is geschonken, dit aspect vrijwel volledig buiten beeld is gebleven. Voortdurend wordt over de autonomie van de patiënt gesproken, maar voor het concrete fundament van deze autonomie, een eigen plek om te wonen, zijn nauwelijks mogelijkheden gecreëerd. Voor het beschermd wonen buiten het psychiatrisch ziekenhuis is men aangewezen op het wonen in een groep. Men heeft de beschikking over een eigen slaapkamer, maar de huiskamer en de keuken moeten worden gedeeld worden met andere mensen. Hoeveel mensen onder ons, die niet lijden aan een psychiatrische stoornis, zijn daartoe in staat, je intieme, persoonlijke leven te delen met andere mensen, met wie je verder geen bijzondere band hebt. Waarom wordt dit wel van je verwacht, wanneer je lijdt aan een ernstige psychiatrische stoornis? Bovendien woon je dan nog niet met de gemakkelijkste mensen samen. Mensen met een ernstige psychiatrische stoornis hebben al de handen vol aan zichzelf. Stelt u zich eens voor wat het betekent, 24 uur per dag samen te moeten leven, met mensen die weinig energie hebben, weinig initiatief vertonen of die voortdurend psychotisch zijn en wartaal uitslaan. Een bezoekje kan aardig zijn, maar op deze wijze dag en nacht met elkaar samenleven?
 
Een eigen woning, dat is een tweede huid. Zoals de kleren die jezelf uitkiest. Je eigen spullen, een woning inrichten naar eigen smaak. Je eigen gang kunnen gaan. Een plek die van jezelf is en waar jezelf kan bepalen wie er op bezoek komt. Voor ons allemaal is dit zo vanzelfsprekend, wonen is zo gewoon, is het daarom dat we dit in de psychiatrie zo gemakkelijk over het hoofd zien?
 
Wanneer een mens op zichzelf wil wonen, zoekt hij een huis, een flat of een appartement. Voor mensen met een ernstige psychiatrische stoornis bestaat de mogelijkheid op zichzelf te gaan wonen. Veel van deze mensen functioneren opmerkelijk goed, zelfstandig in de samenleving. Maar een ander deel van de mensen met een ernstig psychiatrische stoornis heeft niet de mogelijkheid op zichzelf te wonen. Men isoleert zich. Laat geen hulp meer toe. Is niet in staat voldoende voor zichzelf te wonen. Laat zijn huis innemen door ongewenste figuren. Voor die mensen is een woonvoorziening nodig. Voor deze groep is de beschermde woonvorm ontwikkelt. Voor een aantal patiënten is dit een uitstekende voorziening. Er zijn mensen met een ernstige psychiatrische stoornis die graag in een groep willen leven. Maar vele patiënten wensen meer privacy.
Verder is niet iedereen is op grond van zijn stoornis en zijn gestoord functioneren in staat om in een groep te leven. Ze hebben ruimte nodig om zich terug te trekken. Voor deze mensen is de scheiding tussen ziekte en persoon niet van toepassing. Het is een paradox van de beschermde woonvorm en de visie op wonen vanuit de psychiatrie in het algemeen. Aan de mensen die men geschikt acht voor een beschermde woonvorm worden behoorlijke eisen gesteld:
Ze moeten de nodige sociale redzaamheid bezitten, ze moeten bereid en in staat zijn relationele contacten aan te gaan, ze moeten in principe door hun sociale redzaamheid in staat zijn aan het arbeidsproces deel te nemen en ze moeten zodanig gemotiveerd zijn, dat ze van tevoren aan kunnen geven een minimum aan geschreven en ongeschreven huisregels te zullen aanvaarden. Bovendien dient of mag het etiket van ziekte op hen slechts nu en dan eventjes van toepassing zijn. (Giel, 1984,p. 245, naar aanleiding van: Eindrapport van de GHIGV - Werkgroep Beschermde Woonvormen, GHIVG - Werkgroep, 1983)
 
Wat nergens letterlijk gesteld wordt - alleen Giel (1984) zinspeelt erop - maar wat naar mijn mening bij de ontwikkeling van alternatieve woonvoorzieningen in de jaren '80 een belangrijke rol heeft gespeeld, is dat bewoners moesten passen in de filosofie van de plannenmakers en de begeleiders. De (toekomstige) bewoners moesten te benaderen zijn vanuit de visie dat de autonomie en de vrijheid (eigen verantwoordelijkheid) het uitgangspunt van de begeleiding is. De bewoners mochten niet teveel gestoord worden door hun stoornis en onverantwoordelijk gedrag, omdat dan de scheiding tussen ziekte en mens niet langer vol te houden was. Beschermde woonvormen zijn niet ontwikkeld aan de hand van het functioneren van een bepaalde groep patiënten. maar aan de hand van (ideologische) uitgangspunten van de beleidsmakers.
 
Er is veel vraag naar individuele woonvormen voor mensen met een ernstige psychiatrische stoornis. Het gaat om mensen die niet in een groep kunnen of willen leven. Mensen die voortdurend gehinderd worden in hun dagelijkse functioneren door hun stoornis. Mensen die niet altijd de verantwoordelijkheid voor zichzelf kunnen nemen. Bij wie de invloed van de psychiatrische stoornis moet ingeperkt worden door duidelijke regels, controle en structuur. Maar voor wie het bezit van een eigen woonruimte ook betekent dat ze, ondanks het voortdurend last hebben van hun ziekte - in zichzelf gekeerd, stemmen horen, nauwelijks in staat zijn contacten aan te gaan, weinig prikkels van buitenaf kunnen hebben, de noodzaak om letterlijk en figuurlijk in hun eigen wereld te mogen leven -de mogelijkheid hebben om zich buiten het psychiatrisch ziekenhuis relatief zelfstandig te handhaven.